Alweer zonder hier veel ruchtbaarheid aan te geven heeft de dienst H-HR verregaande veranderingen aangebracht aan het statuut van het personeel.
Op 13/11/2017 keurde de Nationale Paritaire Commissie met een tweederdemeerderheid de wijziging betreffende de Algemene Regeling voor de Toewijzing van Betrekkingen (RGPS bundel 501) goed.
Deze wijzigingen waren het onderwerp van bericht 8H-HR/2018, hetwelk inhoudt dat Hoofdstuk II van het statuut volledig wordt vervangen. Bij het analyseren van de verschillende artikelen van Hoofdstuk II van het nieuwe statuut, merken we op dat:
- De definitie van “statutair personeel” werd aangepast. Waar Artikel 2 statutair personeel definieerde als“…statutair personeelslid betekent dat elk personeelslid dat bij besluit van HR RAIL is ingeschakeld krachtens het kader en dit statuut.”, werd dit in de nieuwe Bundel 501 vervangen door “Onder statutair personeel wordt verstaan elk personeelslid dat krachtens het kader en dit Statuut aangeworven is bij beslissing van de raad van bestuur van HR Rail in een betiteling die overeenstemt met een statutaire betrekking. Deze betiteling bepaalt de graad”.
- De statutaire benoeming die exclusief de verantwoordelijkheid was van HR-RAIL in het kader van de uniciteit van het statuut, is dan ook niet langer gegarandeerd.
- Artikel 22 van het vroegere Hoofdstuk II “Definitieve benoeming” stelde dat “de geregulariseerde werknemer aan het einde van zijn proeftijd definitief wordt benoemd en niet langer kan worden ontslagen”. Dit werd vervangen door Artikel 17 “Benoeming” hetwelk voorschrijft dat “de geregulariseerde werknemer aan het einde van zijn stage wordt benoemd”.
Aldus benoemen de Belgische Spoorwegen sinds januari 2018 statutaire werknemers niet langer definitief en kunnen zij dus om andere redenen dan ernstig wangedrag ontslagen worden.
Het lijdt geen twijfel dat deze beslissingen niet alleen van het HR-RAIL-management komen, ze zijn noodzakelijkerwijs overeengekomen en goedgekeurd door Infrabel en de NMBS. Laten we ook niet vergeten dat het regeerakkoord voorziet in het einde van de status van voor het leven aangestelde ambtenaren, waaronder personeel van autonome overheidsbedrijven.
Er werd overigens onlangs een wetsontwerp ingediend om uitzendarbeid toe te staan in bepaalde federale diensten en overheidsbedrijven, dus ook bij HR-RAIL. Volgens de beleidsmakers kan men door de introductie van uitzendwerk snel reageren op werkbehoeften waarvoor een snelle oplossing vereist is om de dienstverlening te garanderen, en op een flexibele manier een oplossing bieden als een plotselinge of te verwachten vervanging vereist is, of als extra taken worden moeten worden uitgevoerd.
Nog volgens de beleidsmakers verhoogt op deze manier de werklast van de collega’s niet, waardoor het risico op ziekteverzuim bij hen niet toeneemt.
De aanpassingen aan Bundel 501, gecombineerd met het wetsontwerp betreffende het toestaan van uitzendarbeid, legt de weg open naar een vermindering van het aantal statutaire personeelsleden bij de NMBS. Voor de OVS is dit een kwalijke ontwikkeling. Het tijdelijke personeel kan aangeworven worden aan mindere voorwaarden, en wordt gedwongen om in de pas te lopen aangezien ze niet dezelfde bescherming genieten als het statutair personeel.