Er was de laatste dagen heel wat commotie omtrent de asbest die werd aangetroffen in twee motorstellen van het type ‘Sprinter’. Omdat wij momenteel nog niet in de mogelijkheid zijn om dit aan te kaarten op de gebruikelijke comités, en omdat het samenroepen van dergelijk comité niet kan met de spoedeisendheid die deze zaak vereist, hebben wij vandaag zelf uitgebreid contact gehad met zowel de preventieadviseur als de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Deze gesprekken hebben er ons van overtuigd dat er geen gevaar is geweest voor de gezondheid van het personeel, en dat het risico op een afdoende manier werd opgevolgd. Wij hebben geen reden om aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. De preventieadviseur kan immers persoonlijk strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden voor fouten die hij tijdens de uitoefening van zijn functie zou maken, en geniet van een hoge mate van onafhankelijkheid. De preventieadviseur die het chroom-6-dossier in Gentbrugge opvolgde, zal hierover bijvoorbeeld tekst en uitleg moeten komen geven voor de rechtbank.
Wel betreuren wij dat de NMBS hierover niet eerder eerlijk, duidelijk en open gecommuniceerd heeft. Nu is de geruchtenmolen snel beginnen draaien wat geleid heeft tot nodeloze ongerustheid bij het betrokken personeel.
Een korte samenvatting van het relaas van de preventieadviseur:
- Bij de vernieuwing van de motorstellen van het type MR80 (Break) en MR75 (vierledig stel) werd alle asbest verwijderd. In het lastenboek voor de vernieuwing van de Sprinters was geen asbestverwijdering opgenomen. Echter, wanneer men bij de modernisering geconfronteerd werd met asbesthoudend materiaal in slechte staat, of wanneer er gewerkt moest worden aan asbesthoudend materiaal, werd dit systematisch vervangen door een niet-asbesthoudend alternatief. Dit gebeurde door gespecialiseerd personeel in aparte ruimtes.
- Al het asbest dat zich nog in motorstellen bevindt, is van het gebonden type. Zolang hier niet aan gewerkt wordt, is er in principe geen risico op het vrijkomen van ongebonden asbestvezels die kunnen worden ingeademd. In geen enkel luchtstaal werden dergelijke vezels aangetroffen.
- Een treinbestuurder die zijn depannageboek volgt kan NIET in contact komen met ongebonden asbest. Een zekering vervangen of depannages toepassen in de hoogspanningskast houdt geen risico in. Ook de technische ruimtes in de Sprinter waar asbest werd aangetroffen, zijn niet toegankelijk voor het treinpersoneel.
- De preventieadviseur houdt een inventaris bij van elk stel dat asbest bevat. Op deze manier is ook het personeel in de onderhoudswerkplaatsen perfect op de hoogte van waar ze asbest kunnen aantreffen, en kan zo indien nodig voorzorgsmaatregelen treffen.
- De tests op de aanwezigheid van asbest gebeuren op zeer regelmatige basis door een externe, gespecialiseerd firma. Ook op o.a. de HLE 27 gebeuren dergelijke testen.
- Wanneer een stel verschroot wordt, moet eerst het asbest worden verwijderd. Dit gebeurt ofwel door het bedrijf dat het stel verschroot op kosten van de NMBS, of door de werkplaatsen zelf, alweer met inachtneming van de nodige veiligheidsvoorschriften.
We zullen zo snel mogelijk met de preventiediensten rond de tafel zitten om het asbestregister in te kijken. Ook moet er duidelijkheid komen over de vraag of er mogelijk vroeger, voordat men systematisch testte op de aanwezigheid van asbest, wel personeel in aanraking is gekomen met ongebonden asbest.
We zijn van mening dat de NMBS zo snel mogelijk en in de mate van het mogelijke al het asbest dient te verwijderen uit het rollend materiaal. Minstens voor de Sprinters bestaat er een asbestvrij alternatief. Het is voor ons onbegrijpelijk dat al het asbest niet meteen bij de renovatie werd verwijderd. Hierdoor wordt tevens het risico beperkt dat bij een ongeval of incident asbeststof zou vrijkomen.
Tenslotte wees de FOD Waso ons op de mogelijkheid voor werknemers die tijdens hun werkzaamheden in aanraking komen met asbest, om zich te laten inschrijven in het asbestregister. Indien er ooit een besmetting wordt geconstateerd, dan kan dat mogelijk erkend worden als beroepsziekte. We zullen onderzoeken voor welk personeel dit nu reeds gebeurt, en of dit al dan niet mogelijk zou zijn voor het besturings- en begeleidingspersoneel.
De OVS blijft deze zaak in elk geval opvolgen.